Zzp-wet kan nog tien jaar duren
Er wordt hard gewerkt om de zzp-wet uit 1907 te hervormen. Het valt echter niet mee om deze aan te laten sluiten op de huidige arbeidsmarkt. Een minimumtarief moet zzp’ers meer zekerheid bieden. Minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees denkt dat dit nog 10 jaar duurt.
In het kort:
- Zzp’ers krijgen een minimum uurloon van 16 euro
- Bovenkant van de arbeidsmarkt krijgt vooraf makkelijker zekerheid
- Middengroep gaat werken met automatische toets om arbeidsrelatie te bepalen
Koolmees en staatssecretaris Menno Snel (Financiën) presenteerden maandag de nieuwe zzp-wet. De nieuwe plannen moet de zelfstandigen meer ruimte bieden om te ondernemen. Daarnaast moet het de schijnzelfstandigheid tegengaan.
Dit kabinet had eerder al een raamwerk opgesteld met regels voor zzp’ers. Er bestaan drie groepen binnen de zzp’ers. De onderkant van de arbeidsmarkt, de bovenkant en de groep daar tussenin. Koolmees en Snel bouwen dit raamwerk verder uit in de nieuwere zzp-wet.
De onderkant
Per 2021 moet het nieuwe minimumtarief van 16 euro per uur ingaan. Eerder had het kabinet een plan om werkgevers verplicht zzp’ers een vast contract aan te bieden bij een bepaald uurtarief. Dit is van de baan geschoven omdat het in strijd was met Europese regels.
Deze bodem van 16 euro per uur is vergelijkbaar met een normaal wettelijk minimumloon. Er wordt hierin geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende sectoren. Wat opvallend is, is dat de overheid rekening houdt met zzp’ers die een derde van hun tijd kwijt zijn aan overige werkzaamheden als acquisitie. Als de zelfstandigen drie uur werken, verdienen ze dus minimaal 32 euro.
Met de vernieuwde zzp-wet wil het kabinet voorkomen dat zzp’ers voor een te laag tarief worden ingehuurd. Het blijkt uit de cijfers dat veel van deze zelfstandigen daadwerkelijk in armoede terechtkomen. In 2017 had 8,6 procent van de zzp’ers een inkomen onder het bijstandsniveau.
De regels voor de bovenkant en middenkant van de zelfstandig ondernemers gaan waarschijnlijk pas in 2021 in.
